Vrijlating voor alle slaven en herstelbetalingen

Vrijlating voor alle slaven en herstelbetalingen

Eind 17e eeuw pleitten twee kapucijner missionarissen voor vrijlating van alle slaven. Ook riepen ze slaveneigenaars op tot herstelbetalingen.

Ook in de wereld van de 21e eeuw - waar op grote schaal sprake is van moderne slavernij en in het publieke debat de discussie wordt gevoerd over compensatie voor slavernij - heeft hun boodschap zeggingskracht.

Lees dit verhaal in PDF

Rome 1685. Epiphane de Moirans en Francisco José de Jaca, twee broeders uit de orde van de kapucijnen, staan voor de kardinalen van Propaganda Fide. Als missionarissen vallen ze onder de kerkelijke autoriteit van deze pauselijke congregatie die hen zo’n acht jaar eerder toestemming heeft gegeven missiearbeid te verrichten in respectievelijk Franse en Spaanse nederzettingen aan de noordkust van Zuid-Amerika. Epiphane de Moirans (geboren als Epiphane Dunod in het Franse stadje Moirans-en-Montagne) was in 1676 vertrokken als missionaris naar de kapucijner missiepost in de Franse nederzetting Cayenne (de hoofdstad van het huidige Frans-Guyana). In diezelfde periode verliet de Spanjaard Francisco José (familienaam is onbekend, geboren in het stadje Jaca) zijn vaderland op weg naar een missiegebied rondom de huidige hoofdstad van Venezuela, Caracas. Hun beider verblijf in West-Indië zou slechts van korte duur zijn.

Slaven zijn vrije mensen

In hun missiegebieden waren De Moirans en De Jaca getuige van de wrede en meedogenloze uitbuiting van slaafgemaakten. Diep geraakt door het onrecht dat ze zagen hekelden ze in hun preken het gedrag van slavenhandelaars en slavenbezitters. “Met welk recht houdt u zwarte mensen in slavernij? Uw slaven zijn vrije mensen!”, zo hield De Moirans hen voor. “Christenen stelen zwarte mensen en nemen hen gevangen alleen omdat ze een zwarte huidskleur hebben en daarom slaaf behoren te zijn; alsof ze geen echte mensen zijn, maar dieren, honden of wilde beesten”, schreef hij later. Beide predikers riepen alle betrokkenen op hun slaven onmiddellijk vrij te laten. Deden ze dit niet, dan weigerden ze hen de biecht af te nemen en absolutie te geven. De eeuwige verdoemenis zou dan hun deel zijn. Ze gingen echter nog een stap verder door ook aan te dringen op schadeloosstelling voor de slaven. De Jaca: “De zwarte mensen die men als koopwaar verhandelt en als slaven houdt, zijn vrije mensen. Hun eigenaars zijn verplicht hen direct vrij te laten, samen met hun kinderen, en hen voor al het verrichte werk te betalen. Er is geen absolutie voor hen die weigeren ze onmiddellijk vrij te laten.” De Moirans stemde hier volledig mee in: “Alles in Indië is verworven met het bloed van de zwarten. Iedereen in Indië heeft zich verrijkt met het onrecht dat hen is aangedaan. Iedereen is dus verplicht tot volledige terugbetaling.”

Opruiende taal

Met hun radicale prediking riepen de beide missionarissen de woede van zowel de bestuurders van de nederzettingen als die van plaatselijke kerkelijke gezagsdragers over zich af. Vanwege hun opruiende taal en zogenaamd vanwege verstoring van de openbare orde - en Epiphane de Moirans ook op verdenking van spionage - werden ze in 1681 in hechtenis genomen en op transport gezet naar Havana op Cuba, waar ze elkaar waarschijnlijk voor het eerst ontmoetten en zo’n twee jaar samen verbleven. Omdat ze hun kritiek op de slavernij ook daar openlijk uitten en ze zich niet lieten muilkorven door een preekverbod en verbod op afname van de biecht, viel excommunicatie door de bisschoppelijke vicaris (de vertegenwoordiger van de bisschop van Cuba, Jamaica en Florida) hun ten deel. Ook hierdoor lieten ze zich niet het zwijgen opleggen, want als missionarissen, zo klonk hun verweer, vielen ze onder het kerkelijke gezag van Propaganda Fide en niet onder dat van een bisschop. Uiteindelijk werden ze teruggestuurd naar Spanje en daar gescheiden van elkaar onder huisarrest geplaatst om te voorkomen dat ze met hun ideeën nog meer onrust zouden veroorzaken. Op voorspraak van de pauselijke nuntius kregen ze tenslotte toestemming om Spanje te verlaten om zich in Rome voor Propaganda Fide te verantwoorden over hun prediking. En ze waren er klaar voor.

Volledige vergoeding

In 1681 had Francisco José de Jaca tijdens zijn gedwongen verblijf op Cuba een uitgebreide pleitrede geschreven, gericht aan koning Karel II van Spanje, onder de titel Verhandeling over de vrijheid van zwarte mensen (….). Op grond van de Bijbel concludeerde hij dat alle mensen van nature vrij zijn, geschapen naar het beeld van God en voorzien van een vrije wil. Hij verzette zich hiermee tegen de opvatting (die terug gaat tot de Griekse filosoof Aristoteles) dat sommige groepen mensen op basis van hun ras of afkomst beschouwd konden worden als ‘natuurlijke slaven’.
Een in zijn dagen gangbare reden waarmee slavernij gelegitimeerd werd, was dat slaven in Afrika krijgsgevangen waren genomen. Volgens het juridische principe van de zogeheten rechtvaardige oorlog (de bellum iustum, een oorlog die op rechtvaardige gronden met een eerlijke bedoeling - onderdrukking van het kwade, herstellen van recht en bewerkstelligen van vrede - onder bevoegd gezag werd gevoerd ) mochten krijgsgevangenen tot slaaf worden gemaakt en worden verkocht. De Jaca stelde dit principe niet ter discussie, maar wel de toepassing ervan op de uit Afrika aangevoerde slaafgemaakten. Er was volgens hem op geen enkele manier sprake van een rechtvaardige oorlog tussen Afrikaanse volken onderling en of tussen Spanje en welk Afrikaans volk dan ook. Het enige dat telde in de slavenhandel, zo benadrukte De Jaca, was pure hebzucht van Europeanen. En deze Europeanen – die vaak al de tweede of derde koper waren van de slaven – gingen er zonder navraag en nader onderzoek van uit dat hun koopwaar op rechtmatige wijze tot slaaf was gemaakt. De Jaca: “Ze (de slavenhandelaars en kopers |mc) hebben nooit geprobeerd te achterhalen of de slaven op rechtmatige wijze gevangen zijn genomen”(…) Wat zou een goede reden moeten zijn - wat voor excuus - om er mee in te stemmen dat de zuigelingen, jongetjes en meisjes die ik meegenomen heb zien worden naar vreemde gebieden waar ze als honden, katten en lammetjes naar het slachthuis van de slavernij worden gesleept (…) Het enige wat de koper wil weten is: dat ze te koop zijn.” Omdat hij tot de slotsom kwam dat zo goed als alle slaafgemaakten op onrechtmatige wijze verkregen waren, vond De Jaca dat ze per direct moesten worden vrijgelaten. Wat zijn toehoorders het meest geschokt zal hebben, was zijn eis dat de slaafgemaakten ook volledig schadeloosgesteld moesten worden. “Hieruit volgt dat het niet alleen een juridische verplichting is de slaven vrij te laten, maar ook dat het op grond van de wet verplicht is hen (…) alles te betalen waarvoor ze gewekt werken, om ook hun tijd te compenseren en hen alle geleden schade en moeiten te vergoeden”, aldus De Jaca.

Financiële ondergang

Net als De Jaca had ook De Moirans zijn opvattingen over de slavenhandel en de slavernij tijdens zijn verblijf op Cuba te boek gesteld. In 1682 verscheen zijn Vrije slaven. Een juridische verdediging van de natuurlijke vrijheid van de slaven. Het is een hartstochtelijke en tegelijk juridisch en theologisch degelijk onderbouwde verhandeling. Hartstochtelijk: “Ik kan niet zwijgen. Ik zal mijn stem verheffen (…) Zou ik zwijgen en daarmee instemmen met hen die de weg kwijt zijn? Dat zij verre van mij (…) Onheil zal de Europeanen treffen die verblind zijn door hun hebzucht. Ik zal de verdediging van de natuurlijke vrijheid van Afrikaanse slaven op me nemen (…).” Al vanaf de eerste bladzijden liet De Moirans er geen misverstand over bestaan wat hij beoogde:

1) Niemand heeft het recht slaven uit Afrika - die men gewoonlijk ‘zwarten’ noemt – te kopen of te verkopen.
2) Allen die slaven bezitten zijn gehouden hen vrij te laten op straffe van eeuwige verdoemenis.
3) Bij vrijlating zijn de eigenaars gehouden om de vrijgelaten slaven te betalen voor hun geleverde werk.

“Er bestaat geen vergeving van zonde, zonder herstelbetaling”, zo hield De Moirans de slavenhandelaars en -bezitters (waaronder ook geestelijken) voor. En dan ging het niet alleen om vergoeding voor het geleverde werk, maar ook voor gemiste inkomsten en voor geleden mentale en fysieke schade. Dat dit de financiële ondergang van veel Europeanen zou betekenen, vond hij terecht. Hun rijkdom hadden ze immers, zo stelde hij, op een illegale en onrechtvaardige manier verworven. De Moirans: “De duivel weet dat alle goederen, alle rijkdommen, alle grondbezit zijn voortgekomen uit het onrecht dat de slaven uit Afrika is aangedaan; er bestaat dan ook geen andere vorm van schadeloosstelling dan een absoluut noodzakelijke totale vergoeding.” Voor slaveneigenaars die beweerden dat ze hun slaven te goeder trouw hadden gekocht, en er vanuit waren gegaan dat de slaven op legitieme gronden tot slaaf waren gemaakt had hij weinig begrip. Onwetendheid kon geen excuus zijn. Iedereen wist immers dat de slavenhandel een slechte reputatie had en bekend stond als oneerlijke handel.

Elf voorstellen

Op 12 maart 1685 stonden ze dan eindelijk voor de kardinalen van de congregatie Propaganda Fide. Op advies van de generaal-overste van de kapucijner orde hadden ze een memorandum opgesteld met daarin elf concrete voorstellen, waarmee - zo hoopten ze - de kardinalen zouden instemmen. Om hun kansen groter te maken hadden ze hun toon wat gematigd en pleitten ze niet direct voor afschaffing van de slavernij. Hun voorstellen kwamen er op neer dat: a) de handel in en het bezit van slaafgemaakten, van wie niet kon worden aangetoond dat ze op wettige gronden tot slaaf waren gemaakt, onwettig was; b) deze slaafgemaakten dan ook vrij gelaten moesten worden en schadeloos worden gesteld; c) slaafgemaakten aan geen enkele vorm van geweld mochten worden blootgesteld; d) slaafgemaakten niet zonder geloofsonderwijs gedoopt mochten worden en, in geval van wettig tot slaaf gemaakte mensen, niet meer mochten worden doorverkocht. Vanuit het perspectief van De Jaca en de De Moirans zouden deze voorstellen - indien aangenomen - de bijl aan de wortel van het slavernijsysteem leggen. In hun geschriften waren ze immers tot de conclusie gekomen dat vrijwel geen enkele slaaf op wettige gronden tot slaaf was gemaakt.

Doodsteek op papier

De kardinalen bestudeerden en bespraken de voorstellen zorgvuldig en realiseerden zich welke vergaande consequenties ze hadden. Omdat zij als congregatie niet zelf het kerkelijke gezag hadden om leeruitspraken te doen over theologische en ethische kwesties verwezen ze het memorandum met de voorstellen door naar de paus. Hun welwillendheid ten opzichte van de elf voorstellen kwam hierin duidelijk tot uitdrukking. Op donderdag 20 maart 1686 publiceerde paus Innocentius XI een decreet waarin hij volledig instemde met alle voorstellen van De Jaca en De Moirans. Op papier betekende het pauselijke besluit de doodsteek voor de handel in slaafgemaakten binnen rooms-katholieke koninkrijken. Maar in werkelijkheid gebeurde er niets. De Franse kerk had al slaande ruzie met de kerk in Rome omdat ze minder inmenging van de paus in eigen kerkelijke zaken wenste.

Zwarte Wetboek

Ook de Franse koning Lodewijk XIV was niet van plan zich door de paus te laten gezeggen over wereldse aangelegenheden, zoals de handel in en omgang met slaafgemaakten. Aan de oproep van De Jaca en De Moirans had hij geen boodschap. In plaats daarvan werd in 1685 de Code Noir (Zwarte Wetboek) opgesteld. Dit Zwarte Wetboek telde 60 reglementen die terug te brengen zijn tot de eerste woorden van artikel 44: “Slaven zijn roerende goederen”. Zij behoorden met huid en haar toe aan hun eigenaars. Alles wat zij bezaten was het eigendom van hun eigenaar. Zonder zijn toestemming konden ze zich niet vrijelijk bewegen, goederen kopen of verkopen, trouwen. Hun kinderen waren het eigendom van de eigenaar van de tot slaafgemaakte vrouw. Slaafgemaakten werden gereduceerd tot productiefactoren. Hun autonomie als mens raakten ze kwijt. Ze werden ‘pratende ploegen’ om het land te bewerken. Hun enige nut was om tegen minimale kosten maximale winsten voor hun eigenaars op te leveren. “De zwarte slaaf was niet meer dan een gedepersonaliseerd radertje in een enorme plantagemachine”, sprak eeuwen later Martin Luther King in een preek. De Franse filosoof Sala-Molins noemde het Zwarte Wetboek de “ergste verfijning van slechtheid, de meest kille technische weergave van de handel in menselijk vlees en van genocide.”

Hoogmoed en hebzucht

Ook de Spaanse koning Karel II zat niet te wachten op inmenging van de paus, maar hij vroeg zich - vanwege de onrust die De Jaca en De Moirans veroorzaakt hadden - wel af hoe het nu precies zat met de legale status van slavernij in zijn koloniën. Hierover vroeg hij advies aan de leden van de Raad van Indië (Consejo de Indias), het koninklijk bestuursorgaan dat toezicht hield op het bestuur van de Spaanse koloniën in wat nu het Caraïbisch gebied en Latijns-Amerika is. Op 3 juli 1685 kwam de Raad van Indië tot het volgende oordeel: “De ervaring leert dat als er niet genoeg zwarten zijn om het werk op de velden te doen de prijs van een fanega maïs (= 55 liter|mc) op loopt tot 15 pesos - en hetzelfde geldt voor andere producten - terwijl als je zwarten tot je beschikking hebt dezelfde hoeveelheid maïs maar 2 tot 2,5 pesos kost.” Volgens de raadsleden zou afschaffing van de slavernij - laat staan schadeloosstelling - desastreuze gevolgen hebben voor de economie. Want wie zou het werk moeten doen? Het plantagesysteem zou ineenstorten en de Amerikaanse samenleving ruïneren. Maar waar maakten die kapucijner monniken zich eigenlijk zo druk over, vroegen de raadsleden zich af. Was het niet immers zo dat “die mensen zijn geboren om ons te dienen, het geeft geen pas om in hun geval te verwijzen naar de strikte rechtsregels die gelden voor andere bevolkingsgroepen (…) Hun status is zo laag dat je zonder meer hun slavernij voor wettig kunt houden.” En bovendien, zo merkten de raadsleden fijntjes op, ook veel geestelijken maken volop gebruik van slaven: “Al sinds 1510 gebruiken zowel geestelijken als leken in West-Indië die slaven voor allerlei werkzaamheden….zonder enige scrupule.” Het advies toonde de diepste beweegredenen achter de koloniale werkelijkheid: hebzucht en hoogmoed. Economische rationaliteit en het gevoel van dominantie en overheersing gingen hand in hand. Eigenlijk precies zoals De Jaca en De Moirans al hadden aangetoond in hun geschriften. Met deze uitspraak van de Raad van Indië was het decreet van de paus uit 1686 op het moment van uitvaardiging al een tandeloze tijger.

Zeggingskracht voor vandaag

Na de verdediging van hun memorandum voor Propaganda Fide werden de beide broeders teruggestuurd naar hun eigen geboorteland. Hun verzoek om weer te mogen terugkeren naar het missieveld werd geweigerd. Daar wilden de bestuurders deze onruststokers niet meer hebben. Beiden overleden in 1689. Ze waren ‘roepende stemmen in de wildernis’ zo omschrijft historicus Matthew Gaetano hen. Als profeten verhieven ze hun stem tegen het onrecht en de onverschilligheid die ze om zich heen zagen. Hun boodschap botste op economische en maatschappelijke belangen en vormde een bedreiging voor de gevestigde orde, voor de dominantie van de heersende wereldrijken en haar burgers. Hoewel de stemmen van De Jaca en De Moirans werden genegeerd en tot zwijgen gebracht hebben hun woorden tot op vandaag zeggingskracht. In een wereld vol moderne slavernij, die plaatsvindt in allerlei wereldwijde productieketens, worden miljoenen mensen (zo’n 40 miljoen mensen volgens de Global Slavery Index) gedwongen tot het verrichten van arbeid in onmenselijke omstandigheden. Het pleidooi van beide kapucijner monniken om hen hun vrijheid en waardigheid terug te geven is nog even actueel. Evenals die over het doen van herstelbetalingen aan volken die hebben geleden onder de trans-Atlantische slavenhandel. De vraag is of de wereld vandaag er anders over denkt dan de leden van de Raad van Indië toen.

[EXCURS]

Omgekeerde wereld. Voormalig slaafgemaakten op Haïti betalen schadeloosstelling aan Frankrijk

In 1804 verwierven de slaven op Saint-Domingue na een jarenlange strijd hun eigen vrijheid en riepen de eerste onafhankelijke zware republiek uit: Haïti. De Franse troepen van Napoleon Bonaparte werden op koloniale bodem verslagen door het Inheemse Leger van de in opstand gekomen slaven. Maar met haar vrijheid kreeg Haïti nog geen internationale erkenning als onafhankelijke natie. Erkenning die het land zo hard nodig had voor zijn verdere economische ontwikkeling. Onder Franse militaire druk (en overigens ook op aandrang vanuit de Haïtiaanse elite) werd Haïti in 1825 gedwongen de voormalige plantage- en slaveneigenaar te compenseren voor de geleden schade. De bekende Franse econoom Thomas Piketty schreef hierover in zijn boek Kapitaal en Ideologie: “Toen Frankrijk in 1825 uiteindelijk Haïti erkende, stond daar wel een tegenprestatie tegenover: de Haïtiaanse regering moest 150 miljoen gouden franc (hedendaagse waarde: 21 miljard dollar|mc) betalen om slavenhouders te compenseren. Dit kwam neer op 2 procent van het Franse nationaal inkomen. Voor Haïti kwam het bedrag neer op driemaal het nationaal inkomen. Om dat bedrag op te brengen moest Haïti het lenen bij Franse private banken, wat betekende dat het land jaarlijks 15 procent van zijn bbp kwijt zou raken aan rente alleen.” Waar De Jaca en De Moirans pleitten voor een schadeloosstelling aan de slaven, draaiden de voormalige slaveneigenaars de zaak om. De voormalige slaven moesten hen compenseren voor geleden schade. Alsof zij de slachtoffers waren. Het deed de Haïtiaanse journalist Louis-Joseph Janvier terecht verzuchten: “We hebben drie keer betaald voor onze onafhankelijkheid. Met ons zweet. Met ons bloed. Met ons geld.” In 2004 probeerde president Jean-Bertrand Aristide via een juridische claim de gedwongen herstelbetaling van 1825 terug te vorderen. Een staatsgreep maakte kort daarna een einde aan zijn regering.

Bronnen:
Gaetano Matthew, Voices Crying in the Wilderness – Moirans, Jaca and Silva
Krauss, Christoph, Epifanio de Moirans OFM Cap. und sein Kampf gegen die Sklaverei (2009).
Montes d’Oca, Fernando Rodrigues, Two Capucin Friars in Defense of African Slaves’ Liberty: Francisco José de Jaca and Epifanio de Moirans (in Patristica et Mediaevalis XXXVI, 2015).
Sala-Molins, Louis, Esclavage Réparation (2014).